De
hipster (wat die dan ook mag zijn) heeft onze cultuur verrijkt met houthakkershemden,
kekke kapsels en snorren, versgebrande koffiebonen, een flinke dosis ironie, en
een onstilbare zucht naar alles wat ook maar enigszins riekt naar authentiek
en/of retro. En daarom mogen wij hipsters bedanken voor Kung Fury.
Deze
onafhankelijke, via Kickstarter bekostigde korte film vertelt het verhaal van
een losgeslagen agent die zich weinig aantrekt van bureaucratie en (inclusief
vuisten) terug gaat in de tijd om de grootste schurk allertijden te verslaan. Inmiddels
tikt de film bijna 25 miljoen views aan op YouTube. Dat is nog altijd minder
dan 10% van welke populaire Beyoncé video dan ook, ongeveer even veel als dit pareltje,
maar toch bijna 10.000 keer meer dan wat Hans Koning weet
binnen te slepen–en dus zeker niet obscuur. De grens tussen cult en mainstream is
vager dan ooit.
Kung Fury ontleent
een groot deel van zijn hilariteit aan het uitvergroten van een masculiene
beeldtaal die in pakweg dertig jaar hopeloos achterhaald is geraakt en dus aantrekkelijk
is geworden als cult. De film bundelt zoveel mogelijk clichés uit de jaren
tachtig, waaronder Hollywood-kungfu, indrukwekkende kapsels (de mat), arcade
games en metalen lingerie à la Xena, afgetopt met een genadeloze synthesizer soundtrack. En als kers op de
taart wilde ook het boegbeeld van mannelijkheid in de ‘80s graag meewerken aan
een ironische videoclip die met de film werd uitgebracht: David
Hasselhoff.
Voor sommigen (lees: mijn oudere zus) is The Hoff een
tijdloos symbool van de echte man. Ook
ik ben nog net oud genoeg om hem op TV te hebben gezien in zijn functie als
strandwacht, of achter het stuur van KITT. Maar zelfs als schoolkind had ik wel
door dat zijn type mannelijkheid in de jaren ’90 al iets van vroeger was. Ik
gok dat hij voor de meesten die status inmiddels wel heeft; de gevallen ster,
een symbool van vergane glorie. Alleen in Duitsland –waar anders– wist hij net
als Heintje nog jarenlang geld binnen te harken als zingende
superster op de ZDF, soms zelfs in (bijna)
feilloos Duits.
Laat ik voordat ik een conclusie vel de theorie er bij
halen. Richard Dyer beschrijft in Don’t
Look Now (1982 –het jaar dat Knight
Rider op TV kwam) hoe instabiel mannelijke controle is. Om de onzekerheid
over de kwetsbare mannelijkheid op te heffen, grijpt men in beeldtaal naar twee
middelen. Ten eerste wordt masculiniteit gelijkgesteld aan activiteit (in
tegenstelling tot de passieve vrouw). In beeld gebrachte mannen zijn
disproportioneel vaak aan het sporten, houthakken, autorijden, etc. Ten tweede
wordt de masculiniteit benadrukt doormiddel van symbolische attributen. Motoren,
gitaren, vuur, wapens, sigaretten, boeken, honden, hoeden, boten en vooral spieren.
Mannelijkheid moet continu worden bevestigd in beeld, tot aan het hysterische
aan toe volgens Dyer.
Ik
haal Kung Fury en David Hasselhoff
hier aan om twee redenen. Ten eerste omdat ik houd van The Hoff. Ten tweede
omdat hij mijn punt prachtig belichaamd, met rode zwembroek en al. Dyer laat
zien dat masculiniteit fragiel is, bestaand uit een samengeraapt zooitje
symbolen en iconen. Hij laat echter grotendeels buiten beschouwing dat
mannelijkheid in beeld niet alleen hysterisch is, maar ook historisch. De
symbolen die samen de idee van mannelijkheid bepalen hebben continu wisselende
en vervallende betekenissen. Kung Fury toont
expliciet hoe aspecten van de hysterische mannelijkheid uit de beeldtaal van
jaren ’80 Hollywood niet alleen achterhaald, maar bovendien volkomen
belachelijk zijn geworden. Neem een willekeurige actiefilm (maar bij voorkeur Showdown in Little Tokyo) en je ziet dat een parodie als Kung Fury wat dat betreft eigenlijk overbodig
is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten